Column: Ongelofelijk

Een geloofsovertuiging bestaat voor mij niet. Ik ben ongelovig, atheïst. Misschien geloof ik overal wel een beetje in. Ik weet het niet precies, maar ik hoef en wil het niet eens weten. Nergens voor nodig, wat mij betreft.

Wat ik wel weet, is dat ik vroeger samen met twee klasgenootjes buiten voor de kerk moest wachten op de rest van de leeftijdsgenoten toen ze de generale repetitie deden van de communie. Samengevat komt de communie in mijn ogen neer op ja en amen roepen, een nieuwe gameboy of fiets krijgen van pa en ma, hopen dat de pastoor het niet over jouw genagelde kruis heeft en met de familie een oubollig feeske vieren.

En toch heb ik ooit iemand gevraagd een hostie voor me mee te nemen. Puur uit nieuwsgierigheid. Helaas viel ook dat tegen. Qua smaakbeleving vind ik het lichaam van Christus niet meer dan een droog stukje boterham uit mei ‘73. Buiten de nationale feestdagen heb ik dan ook niet veel met hem. Ik ken Jezus niet, hij leefde in een andere tijd en droeg een groter kruis met zich mee dan ik. Een vreemde snuiter, zoals mijn oma zou zeggen.

Wel heb ik, geloof ik, de vrije dagen met Kerst aan hem te danken. Verplicht drie kilo aankomen, urenlang wachten tot de kroeg eindelijk opengaat en je arme moeder onnodig fanatiek de kerstboom zien opzetten. Het moet maar, maar ook met Kerstmis heb ik dus weinig. De enige missen die me vroeger aanstonden – en nu nog steeds aanstaan – zijn dan ook de kermis en de Miss Nederland.

Uiteraard vind ik het allemaal prima wat andere mensen doen. Waar ik daarentegen nogal problemen mee heb zijn de pakweg acht Jehovah’s die ik inmiddels aan de deur heb gehad. Altijd hetzelfde verhaal. In de vroegste vroegte die een zaterdagmorgen kan hebben bellen ze aan. Nota bene op een tijdstip dat in de volksmond als onchristelijk wordt beschouwd. Vriendelijk zijn ze misschien, maar in de basis blijf ik ze opdringerig vinden.

Luisteren doe ik altijd naar iemand, maar gezien het feit dat ik personen met wie ik eigenlijk niet overweg kan als “vriendelijk” bestempel zijn ze voor mij enkel opdringerig. Een beetje zoals de polaroids van vroeger. Je moet er eerst goed mee schudden voordat ze een helder beeld vormen. Wat mij betreft horen ze, net als de telemarketeers, thuis in de ongewenste e-mail van je inbox.

Jehovah’s, bij nader inzien geloof ik uiteindelijk misschien toch ergens in. Ik geloof dat jullie me morgenvroeg beter niet om 8.30 uur uit bed kunnen bellen. Maar ja. Uiteindelijk vraag ik er helemaal niet om en toch krijg ik het op mijn bordje. Alsof je hamburgers gaat bakken voor een vegetariër. Neh.