Column: Kiekeboe

Nog 18 keer moet ik na een lange dag kantoor naar verplichte avondcolleges. Van die ellenlange dagen met nul daglicht, twintig koffie en vierkante ogen. Different day, same story.

Om half 7 ’s avonds in twee minuten tijd genieten van een van de laatste paar “verse harde” broodjes in de schoolkantine. Kapothard bedoelen ze eigenlijk. Met kaas die eruitziet als plastic, smaakt naar plastic en wordt bedekt door een lapje plastic ham dat in taai spek is geëvolueerd. ‘Fair trade’ is dan de term waar in de kantine overal lang en breed mee wordt gepronkt. 3 euro voor iets wat ooit deeg was met plastic. Niks fair trade.

Vervolgens een uur of 3 braaf actief meedoen in de les. Na de colleges de urinekraan opendraaien om een halve liter studiezeik te lozen. Een horrormoment voor de spiegel. Dan als wandelende graftak halfslachtig hollend richting station Sittard. Onderweg drie weesgegroetjes dat er dit keer geen paarden over het spoor rennen. Op het station twee keer de verleiding overwinnen bij het passeren van de snoepautomaten – erg moeilijk als je weet dat je 2 euromunten terug hebt gekregen voor het afrekenen van dat broodje hout. Tien minuten te vroeg arriveren. Wachten. De trein in. Alvast de wekkers zetten voor de volgende ochtend. Lamlendig naar buiten kijken. Mezelf een schouderklopje geven voor het feit dat ik 14 dagen-diëten binnen 4 en een half uur doe. Bedenken of ik wel heb ingecheckt met die dikke 2011-kopfoto op dat stomme OV-pasje. En vooral in Roermond niet vergeten uit te stappen.

Op het traject Roermond – Venlo volgt hetzelfde riedeltje. Normaal gesproken tenminste – dit keer was het anders. Vanuit mijn nederige Veolia-stulpje kijk ik uit op een prachtig, vrolijk kijkend stukje vrouw. Ze glimlacht. Ik glimlach terug. Terwijl ik net alsof in een studieboek aan het lezen ben blijf ik stiekem toch opkijken. Echt stiekem is het niet. Verlegen-light kijkt ze weg. Ja, best ongemakkelijk inderdaad. Met mijn grotogen kan ik er op dat moment ook als psychopaat mee door. Toch blijft er oogcontact.

Station Reuver inmiddels gepasseerd. Ik heb sterk het idee dat ik me een beetje als de lachende baby in een partijtje kiekeboe gedraag. En dat op een afstand van pakweg 7 meter, op 25-jarige leeftijd. Heerlijk!!! Zelfs zonder te praten is dit bij uitstek het beste gesprek van de dag. Station Tegelen nadert. ‘Godverdomme Litjens,’ denk ik. ‘Wat noe.’ Als ze ergens uitstapt is ze foetsie. Er zitten te weinig mensen in de trein om bij d’r te gaan zitten – te rustig; te veel oren in verveling; te veel luistervinken, plus ze heeft d’r oordopjes in. Dat kan ik niet aan. Die ballen heb ik niet. Ik scheur een stukje pagina uit het studieboek en wil er iets op schrijven. Maar wat?

Ik kijk nog eens goed naar d’r, begin weer te glimlachen, en ik schrijf op wat ik denk: “Je lacht lief – telefoonnummer”. Tijd om er langer over na te denken heb ik niet. Gewoon doen, Jeroen. In Venlo maak ik aanstalte tot opstaan. Zij niet. In mijn gang naar de deur blijft ze verlegen naar buiten kijken terwijl ze met d’r haren friemelt. Ik stop met lopen en leg mijn briefje voor d’r neer. Ze kijkt me aan, ik kijk haar aan, glimlach en loop gemoedelijk door. ‘Well done Litjens,’ denk ik bij mezelf. ‘Meer kan ik niet doen.’

Eenmaal thuis bedenk ik me dat een mobiel nummer uit 10 cijfers bestaat, en niet uit 9.

Weltrusten Jeroen…