In de wachtkamer van de dermatologie gaat het er altijd hetzelfde aan toe. Iedereen zit wat voor zich uit te staren, wachtend op het moment dat de verpleegkundige de juiste achternaam roept. Het heeft er wat weg van een begrafenis; stervensdruk, maar toch sfeerdodend. Als er al wordt gepraat, dan wordt er gefluisterd. Zodra er ook maar ergens op de gang een deur wordt geopend kijkt iedereen ineens even hoopvol op.
Ik wacht nog steeds op het moment dat ze “Meneer Janssen?” roepen en er twee personen tegelijk opstaan. “Die voor de SOA-test” vult de verpleegkundige aan om wat meer duidelijkheid te scheppen. Eén van die van Janssen is in ieder geval goed genaaid. Maar ondanks dat ik een schurfthekel heb aan mijn huidaandoening én aan wachten, vermaak ik me wel in de wachtkamer.
Uit nieuwsgierigheid werp ik een blikje op iedereen. Naar de flinkere mensen Coca Cola Zero, voor hun eigen bestwil. In mijn hoofd speel ik ‘Wie heeft wat?” – de dermatologische variant op ‘Wie is het?’. Waar zitten de acnejongens? Wie heeft er spataderen, waar is de SOA-hoek? Leedvermaak, in de zuiverste zin van het woord.
De afspraak die ik vandaag met de dermatoloog heb is niet zomaar een afspraak. Het zal mijn laatste ontmoeting zijn met hem. Hij stopt ermee. De man die elf jaar lang mijn lichamelijke ontwikkeling van wel heel dichtbij heeft kunnen volgen. De ups en downs van mijn huid, de welvaartsperiode van mijn buik en de ongekende groeispurt van mijn kleine Lord Voldemort door de jaren heen. De eerste keer dat ik voor hem uit de kleren ging kan ik me nog goed herinneren.
“En dokter? Hoe doe ik het?” vraag ik met mijn armen opengeslagen op een manier van ‘kijk eens wat ik heb’. Ik zinspeelde op wat zelfvertrouwen. Gewoon, om even te kijken hoe ik er gemiddeld voor stond (lees: bij hing).
“Dat ziet er goed uit, meneer Litjens” verzekert hij me.
Of-ie het nou over mijn psoriasis of over mijn smaakmaker had is me nog steeds niet duidelijk.
Hij draait zich om, loopt naar de deur en verwelkomt een goeduitziende co-assistente van midden twintig. Ze komt het zaakje overnemen. Halsoverkop probeer ik het gedrag van mijn eigen zaakje over te nemen. Compleet overvallen door haar aanwezigheid probeer ik rustig te blijven en Lord Voldemort te hypnotiseren door aan een omaatje in bikini te denken dat een stuk rauwe vis naar binnenwerkt terwijl ze haar vingers erbij aflikt.
“Hallo meneer Litjens” begroet de co-assistente me terwijl ze haar hand uitsteekt. Het voelt hartverzakkend vreemd om je in je blote harnas voor te stellen aan iemand die niet naakt is en die op basis van leeftijd, geslacht en lichaamstaal voldoet aan de zoekcriteria die ik hanteer in mijn zoektocht naar de prinses in het witte uniform.
“Zeg maar Jeroen hoor. Zoals je ziet hangt meneer Litjens er wat afwezig bij vandaag” antwoord ik. “Voel je je ongemakkelijk Jeroen?” vraagt ze glimlachend, waardoor ik me juist ongemakkelijk begon te voelen. “Nou,” antwoord ik twijfelend. “Het zou prettig zijn als ik niet de enige naakte persoon ben in deze kamer…”
Het zou wat zijn als ze me bij de dermatoloog de huid vol ging schelden, maar gelukkig kon ze erom lachen.
’s Avonds thuis, nadat ik me al in mijn adamspyama had gehesen met de intentie te gaan slapen, besloot ik de dag nog even te evalueren op de bank. Ik loop naar de keuken om het raam dicht te maken. Mijn ogen gaan van het handvat van de raam naar een raar vlekje op het glas. Alsof ik over een bril heen kijk zie ik in het pand aan de overkant ineens iemand voor de raam staan.
Daar sta ik dan, spiernaakt, met alleen nog het licht aan, oog in oog met de overbuurvrouw wiens leeftijd tussen de 70 en 90 ligt. Ik wuif even, op mijn allernormaalst. Tenminste, in mijn beleving. Wat voor haar een hartverzakkend moment kan zijn, kan mij in ieder geval niet in de kouwe kleren gaan zitten.
Jeroen Litjens, Reuver – Ogenblikje.com